‘Tien jaar geleden kon je hier niet lopen – en moet je nou zien!’
'Kijk: een beverspoor,' zegt Richard van den Berg, manager Ontwikkeling & Realisatie bij Dekker. 'Dat zie je aan de vlakke, gladde grond. De bevers lopen vanuit het water de oever op. Vanaf de oever slepen ze dan takken terug naar het water. Vooral wilgentakken. Daar bouwen ze een dam mee. Er moeten hier ergens ook knaagsporen zitten… Even kijken hoor… Ja! Daar, zie je dat?'
Hij wijst op een aangevreten boomstronk. Een opgetogen glans in zijn ogen. Het is een mooie, fris-zonnige middag, nabij het dorpje Pannerden in Oost-Gelderland, tegen de Duitse grens. ‘Dit water heet eigenlijk het Bijlands kanaal’, zegt Richard. ‘We zijn nu vlakbij de plek waar de Rijn Nederland binnenkomt.’
Eind vorige eeuw ontwikkelde de overheid een plan voor dit gebied. De rivier moest meer afvoercapaciteit krijgen, wat betekende dat het hele landschap anders moest worden ingericht. ‘De overheid vroeg ons – en de andere bedrijven die hier grond bezitten – of wij dat konden ontwikkelen.’
Richard kent het gebied inmiddels van binnen en van buiten, maar hij wordt nog altijd enthousiast als hij er rondloopt. Hij heeft stevige regenlaarzen aan zijn voeten. Zijn colbertje en nette schoenen – voor een bijeenkomst later op de dag – liggen in de auto. Die, uiteraard, op waterstof rijdt. Uit alles wat Richard vertelt, blijkt zijn liefde voor de natuur, en voor de landschappen die hij bij Dekker helpt ontwikkelen.
‘Tien jaar geleden kon je hier niet lopen. Een en al bramen en brandnetels. Nu lopen er kuddes koeien doorheen. Die hebben alles kaalgevreten. Daardoor komt er weer licht op de bodem en ontstaat er ruimte voor allerlei andere planten. Kamilles, kruisdistels… Daar komen andere insecten op af, en díe trekken weer andere vogels aan. Het heeft allemaal met elkaar te maken.’
Het landschap is een levendig toonbeeld van de manier waarop Dekker al een jaar of dertig te werk gaat. ‘Delfstofwinning is eigenlijk nooit meer het primaire doel. Bij elk project gaan we na: hoe kunnen we zand, grind en klei winnen, en tegelijkertijd de omgeving en de natuur verrijken. Of - dat doen we ook steeds vaker – hoe kunnen we die winning van delfstoffen combineren met het opwekken van energie?’
Hoe meer werk door de natuur zelf gedaan wordt, hoe beter: ‘We noemen onszelf nooit natuurontwikkelaars. Ontwikkelen - dat doet de natuur zelf wel. We leggen wél een casco neer. Daar kunnen we aanpassingen aan doen. Bijvoorbeeld door de hoogte van de grond te bepalen. Als de grond hoog en droog is, groeien er heel andere bomen dan wanneer het laag en nat is. Wij leggen het casco neer aan de hand van de behoefte in het gebied. Dan hopen we dat het vanaf daar vanzelf gaat. Als je het goed achterlaat, ontstaat er een mooi natuurgebied. Kijk, er groeien hier volop wilgen en meidoorn - maar er is geen boom aangeplant.’ Nog geen honderd meter verderop graast een kudde koeien.
‘En dat stuk hierachter, dat was allemaal maïsland’, zegt Richard. ‘Hebben we ook niks aan gedaan. Nou ja, dat is niet helemaal waar. We hebben de heining tussen het bos en het open veld laten weghalen. Dat noemen wij het bevrijden van het landschap. Moet je nou zien,’ hij gebaart om zich heen, ‘dit is puur wat het is: een prachtig bos.’
© 2018 Dekker groep BV | Alle rechten voorbehouden | Disclaimer | Privacy | Algemene Voorwaarden